Wetenschappelijk onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek naar imaginaire rescripting (ImRs) is snel aan het toenemen. Steeds worden er nieuwe inzichten opgedaan en nieuwe onderzoeksvragen geformuleerd. Op deze pagina vind je informatie over lopende onderzoeksprojecten, een overzicht van de belangrijkste basisliteratuur over ImRs vanuit de wetenschap en de praktijk, en relevante evenementen. Je kunt je ook inschrijven voor de nieuwsbrief om op de hoogte gehouden te worden. Eerdere nieuwsbrieven zijn in ons archief te raadplegen.
Onderzoeksagenda
De ImRs onderzoeksagenda wordt jaarlijks herzien door een internationaal consortium voor ImRs waar onderzoekers en therapeuten in samenwerken. De volgende thema’s zijn in 2024 geagendeerd:
- Het ontrafelen van de werkingsmechanismen van ImRs (bijvoorbeeld betekenisverlening of geheugeneffecten)
- Onderzoek naar ImRs bij verschillende psychische klachten (bijvoorbeeld dwangstoornis en depressie)
- Onderzoek naar ImRs bij verschillende doelgroepen (bijvoorbeeld jeugd en autisme)
- Onderzoek naar verschillende vormen van ImRs (bijvoorbeeld online)
Lopende projecten
Het onderzoek naar ImRs groeit razendsnel en richt zich op uiteenlopende onderwerpen. Hieronder vind je een overzicht van websites waar je informatie kunt vinden over geregistreerde projecten naar ImRs.
Op Onderzoek met mensen vind je medisch-wetenschappelijk onderzoek (WMO) dat in Nederland wordt uitgevoerd. Via deze link zoek je direct op de term “Imaginaire Rescripting”. In de zoekbalk van de website kun je eventueel andere termen invoeren en specifieker filteren. Je kunt bijvoorbeeld selecteren op registratiedatum, status van werving, ethische beoordeling, aandoening, type en fase van onderzoek.
ClinicalTrials biedt een overzicht van internationaal geregistreerde studies. Deze link geeft een lijst van studies met de term “Imagery Rescripting and treatment”. Je kunt zoektermen aanpassen en filteren op onder andere specifieke aandoeningen, studie status, inclusie- en exclusiecriteria, studiepopulatie en specifieke uitkomstmaten.
OSF is een platform waar onderzoekers studies en hypothesen kunnen pre-registreren. Dit zijn niet alleen klinische studies maar ook andere soorten onderzoek en secundaire analyses. Onderzoekers delen hier ook documenten en data gerelateerd aan hun projecten. Via deze link vind je resultaten voor de zoekterm “Imagery Rescripting”. De zoekopdracht kan verder worden gespecificeerd, maar de opties zijn iets beperkter dan bij de eerder genoemde websites.
Het ISRCTN-register is ook een platform voor de registratie van geplande, lopende, en uitgevoerde studies. De link geeft een overzicht van studies met de zoekterm “Imagery Rescripting”. U kunt de zoekopdracht verder aanpassen en filteren, vergelijkbaar met de andere platforms en websites.
Basisliteratuur
Hieronder vind je een selectie van belangrijke wetenschappelijke en klinische artikelen die een goede basiskennis bieden over ImRs. Wij raden je aan om ook zelf te zoeken naar ImRs literatuur voor een volledig overzicht en de meest recente publicaties. Dit kan bijvoorbeeld in Google Scholar; wanneer je ‘filetype:pdf’ achter je zoekterm typt dan vind je meteen artikelen die vrij toegankelijk zijn (‘open access’). Je kunt ook de open access extensies Unpaywall of Open Access Button voor je browser downloaden om te helpen filteren op vrij toegankelijke publicaties.
Meta-analyses en systematische reviews
Dit is een meta-analyse van ImRs voor psychologische klachten die geassocieerd worden met aversieve herinneringen. Relevante publicaties werden verzameld uit de databases Medline, PsychInfo en Web of Science.De zoekactie identificeerde 19 trials (waaronder zeven gerandomiseerde gecontroleerde trials) met 363 volwassen patiënten met posttraumatische stressstoornis (acht trials), sociale angststoornis (zes trials), body dysmorphic disorder (twee trials), depressie (één trial), boulimia nervosa (één trial) of obsessieve compulsieve stoornis (één trial). ImRs werd toegediend in gemiddeld 4,5 sessies (range, 1-16). Schattingen van de effectgrootte suggereren dat ImRs grotendeels effectief is in het verminderen van symptomen van voor de behandeling tot na de behandeling en follow-up in de totale steekproef (Hedges’ g = 1,22 respectievelijk 1,79). De vergelijking van ImRs met passieve behandeling resulteerde in een grote effectgrootte (g = 0,90) na de behandeling. Tot slot waren de effecten van ImRs op comorbide depressie, aversieve beelden en ingekapselde overtuigingen ook groot. De meeste analyses betroffen pre-post vergelijkingen en de bevindingen zijn beperkt door het kleine aantal gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken. De bevindingen geven aan dat ImRs een veelbelovende interventie is voor psychische klachten gerelateerd aan aversieve herinneringen, met grote effecten verkregen in een klein aantal sessies.
Dit is een meta-analyse op basis van gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCTs) naar de werkzaamheid van ImRs voor psychische stoornissen die geassocieerd worden met aversieve herinneringen. Medline, PsycInfo en Web of Science werden doorzocht tot mei 2023. Er werden zeventien onderzoeken geïncludeerd met in totaal 908 deelnemers (417 in de ImRs-conditie) die leden aan posttraumatische stressstoornis, angststoornissen, depressie of eetstoornissen. Random-effectmodellen leverden een algeheel effect op van g = 0,68 (95% CI 0,18 tot 1,18; k = 7) in vergelijking met passieve controles (meestal wachtlijst). Het effect vergeleken met (langdurige) exposure, cognitieve herstructurering en EMDR was niet significant (g = -0,01; 95 % CI -0,18 tot 0,15; k = 11). Follow-up evaluaties wezen op een behandeleffect op lange termijn. De resultaten suggereren dat met ImRs een verscheidenheid aan psychologische stoornissen effectief behandeld kan worden met vergelijkbare effecten als evidence-based interventies. Beperkingen zijn onder andere het beperkte aantal geïncludeerde trials voor elke psychische stoornis.
Een systematisch literatuuroverzicht identificeerde 23 onderzoeken met 805 volwassen patiënten, waarvan 15 onderzoeken waren opgezet als gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s) met patiënten met de volgende diagnoses: Sociale angststoornis (SAD), Posttraumatische-Stress-Disorder (PTSS), Boulimia Nervosa, Borderline Persoonlijkheidsstoornis, Obsessief-Compulsieve Stoornis, Nachtmerriestoornis, Testangst, Gezondheidsangst en Gegeneraliseerde Angststoornis. De meeste onderzoeken (14) bestonden uit één behandelsessie. Effectgrootte schattingen geven aan dat ImRs zeer effectief is in het verminderen van klinische symptomen geassocieerd met mentale beelden van pre- tot post-behandeling (g = 1,09, 95% CI = [0,64; 1,53]), evenals van pre- tot follow-up (g = 1,90, 95% CI = [1,02; 2,77]). Het vergelijken van de ImRs-interventie met een passieve controlegroep liet na de behandeling grote effectgroottes zien (g = -0,99; 95% CI = [-1,79; -0,20]), maar het vergelijken van IR met een actieve controlegroep resulteerde in een klein effect (g = -0,05; 95% CI = [-0,43; 0,33]). Tot slot werden er grote effecten van ImRs gevonden voor comorbide depressieve symptomen in de SAD en PTSS groepen. ImRs is een veelbelovende en korte techniek voor de behandeling van klinische symptomen geassocieerd met aversieve prospectieve- en retrospectieve mentale beelden.
Overzichtsartikelen
Dit overzicht bespreekt klinische studies naar de effecten van ImRs, mogelijke processen die ten grondslag liggen aan ImRs, en laboratoriumstudies die deze onderliggende processen onderzoeken. Hoewel het onderzoek naar ImRs nog in de kinderschoenen staat en veel studies hun methodologische beperkingen hebben, zijn de resultaten veelbelovend zijn. Daarom wordt er een onderzoeksagenda geschetst met suggesties voor de volgende stappen in zowel klinisch als fundamenteel onderzoek.
Dit overzichtsartikel beschrijft de klinische toepassing van ImRs bij angststoornissen en obsessieve-compulsieve stoornis (OCD). Variaties in ImRs uitvoering, klinisch bewijs en theorieën over mogelijke mechanismen van verandering worden besproken. Tot slot stellen de auteurs een agenda voor toekomstig onderzoek voor.
Artikelen met ImRs behandelingen
Dit artikel bespreekt twee methoden: (i) imaginaire rescripting en (ii) rollenspel. Voor beide worden protocollen verstrekt als richtlijnen en om standaardisatie te stimuleren, zodat dit nieuwe veld kan worden geopend voor experimenteel onderzoek. Theoretische opvattingen worden besproken waarom deze methoden zo effectief zouden kunnen zijn bij de behandeling van chronische problemen die hun oorsprong hebben in de kindertijd.
Dit is een speciale editie van verzamelde papers over ImRs in het kader van cognitieve therapie, met als doel om: (a) onderzoek en klinische toepassingen te presenteren van ImRs bij problematische mentale beelden, (b) problematische beelden te beschouwen als transdiagnostisch symptoom wat behandeld kan worden met ImRs (met inbegrip van nieuwe gebieden zoals smetvrees), (c) ImRs te onderzoeken bij de behandeling van PTSS, evenals bij depressie, sociale fobie en slangenfobie, en (d) onderzoek te stimuleren naar ImRs bij andere klinische stoornissen.
Deze speciale uitgave richt zich op wanneer en hoe ImRs moet worden toegepast bij posttraumatische stressstoornis, sociale fobie, depressie, eetstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. De uitgave bevat vijf artikelen met een gedetailleerde handleiding over hoe ImRs kan worden toegepast bij de betreffende aandoeningen en advies over hoe problemen die kunnen ontstaan kunnen worden aangepakt.
Dit paper illustreert hoe ImRs gebruikt kan worden bij de behandeling van rouwstoornis.
Er worden voorbeelden gegeven van de toepassing van ImRs bij klinische gevallen voor verschillende centrale thema’s in rouw: (1) Onvervulde verantwoordelijkheden, zelfverwijt en schuld; (2) Fouten van derden, schuld bij anderen en woede; (3) Onafgemaakte zaken, piekers en spijt; (4) Onbevredigende afscheidsmomenten; (5) Emotionele eenzaamheid; 6) Verbrijzelde zelfidentiteit en verminderde zelfhelderheid.
Dit artikel presenteert klinische ervaringen van clinici en cliënten die met online ImRs hebben gewerkt, en beschrijft klinische overwegingen en aanbevelingen.
Klinische studies in verschillende populaties
In deze RCT werden patienten met chronische PTSS patiënten (uiteindelijk n = 67) willekeurig toegewezen aan imaginaire exposure of imaginaire exposure met ImRs. De behandeling bestond uit 10 wekelijkse individuele therapiesessies en de evaluatie van de behandeling werd uitgevoerd na de behandeling en bij een follow-up van 1 maand. In vergelijking met een wachtlijst conditie verminderden de PTSS-klachten. Meer patiënten haakten af bij imaginaire exposure dan bij imaginaire exposure met ImRs (51% versus 25%). De behandelingen verschilden niet significant in de vermindering van de klachten. Wel was imaginaire exposure met ImRs effectiever voor controle over woede, uitingen van woede, vijandigheid en schuldgevoelens, vooral bij follow-up. Minder sterke effecten werden gevonden op schaamte en geïnternaliseerde woede. Therapeuten neigden naar de combinatie van imaginaire exposure met ImRs omdat het hun gevoelens van hulpeloosheid verminderde in vergelijking met alleen imaginaire exposure.
Het doel van deze internationale multicenter RCT was om de effectiviteit van ImRs en EMDR te vergelijken voor de behandeling van PTSS met misbruik in de kindertijd. Deelnemers ontvingen tot 12 sessies van 90 minuten van ImRs of EMDR, tweewekelijks. In totaal werden 155 deelnemers opgenomen in de uiteindelijke intent-to-treat-analyse. De uitvalpercentages waren laag, namelijk 7,7%. PTSS symptomen namen significant afnamen voor zowel ImRs (d = 1,72) als EMDR (d = 1,73) na 8 weken na de behandeling. Er waren geen significante verschillen tussen de twee behandelingen na de behandeling en follow-up.
Tien patiënten met een ernstige depressieve stoornis en intrusieve herinneringen kregen gemiddeld 8,1 sessies ImRs. Er waren grote behandeleffecten die behouden bleven bij een follow-up van één jaar. Zeven patiënten vertoonden een betrouwbare verbetering en zes patiënten een klinisch significante verbetering. Spontane veranderingen in overtuigingen, piekeren en gedrag werden ook waargenomen.
Twaalf patienten met OCD met intrusieve beelden kregen een A1BA2CA3 design met periodes van alleen meten (A), een controle-interventie van praten over de beelden (B). en een enkele sessie ImRs (C). De controle interventie leidde tot minimale veranderingen. Drie maanden na ImRs was er een grote significante daling klachten. Betrouwbare verbetering werd bereikt in 9 van de 12 deelnemers en klinisch significante verandering in 7 van de 12 deelnemers bij 3 maanden follow-up.
Er worden hoge percentages trauma en posttraumatische stressstoornis (PTSS) gerapporteerd bij mensen die stemmen horen (auditieve hallucinaties). Een recente meta-analyse van trauma-interventies bij psychose toonde slechts kleine verbeteringen in PSTD-symptomen en stemmen. De primaire doelstellingen van deze studie waren om te onderzoeken of ImR (1) PTSS-symptomen en (2) stemfrequentie en -stress vermindert bij stemmenhoorders. Twaalf stemmenhoorders met eerdere trauma’s die thematisch gerelateerd waren aan hun stemmen namen deel. Korte wekelijkse metingen (afgenomen in sessies 1-8, na de interventie en bij follow-up na 3 maanden) en langere metingen (afgenomen vóór, halverwege en na de interventie) werden afgenomen. Er was één uitvaller tijdens de behandeling. Resultaten lieten significante en grote afnames in stemnood, stemfrequentie en trauma-intrusies. Deze effecten bleven behouden (en bleven verbeteren voor trauma-intrusies) bij 3 maanden follow-up.
De huidige studie rapporteert een eerste evaluatie van de toepassing van ImRs voor zes volwassen poliklinische patiënten met sociale angststoornis. Na een baseline periode zonder behandeling werd ImRs wekelijks gegeven en werden de patiënten na 3 en 6 maanden opnieuw gemeten. Voor alle patiënten werden substantiële afnames gevonden op alle uitkomstmaten na de behandeling, en de winst bleef grotendeels behouden bij de follow-up na 6 maanden.
Test anxiety in the participants (final n = 59) was diagnosed as social or specific phobia according to DSM-IV. Participants were randomized to three groups: a moderated self-help group, which served as a control group, and two treatment groups, where either relaxation techniques or ImRs were applied. Students received test anxiety treatment in group in weekly three-hour sessions over a period of five weeks. Treatment outcome was assessed before and after treatment, as well as in a six-month follow-up. There was a significant reduction of test anxiety from baseline to six-month follow-up in all three treatment groups.
In deze RCt werden ImRs en imaginaire exposure vergeleken met een wachtlijstconditie (WL). Er werden 104 patiënten met een primaire DSM-5 diagnose van nachtmerriestoornis willekeurig toegewezen aan drie wekelijkse individuele sessies van ofwel ImRs of imaginaire exposure, ofwel wachtlijst. In vergelijking met wachtlijst verminderdern beide interventies effectief de nachtmerriefrequentie en distress. De effecten waren vergelijkbaar met die van andere psychologische nachtmerriebehandelingen. De effecten hielden aan bij 3- en 6-maanden follow-up.
Dit is een multiple-baseline single-case studie waarin ImRs getest wordt bij zes personen met BDD. Het effect van de interventie werd gemeten met dagelijkse zelfrapportag van de ernst van de symptomen (preoccupatie met uiterlijk, uiterlijk-gerelateerd controlegedrag, uiterlijk-gerelateerd ongemak, en de sterkte van de overtuiging dat hun belangrijkste probleem hun uiterlijk is) en gestandaardiseerde klinische beoordelingen van de ernst van BDD (Yale-Brown Obsessive Compulsive Scale aangepast voor BDD). Vier van de zes deelnemers reageerden positief op de interventie, met een klinisch significante verbetering. De verbeteringen begonnen binnen de eerste week na de ImRs-interventie.
Deze studie vergeleek ImRs, in vivo exposure therapie en hun combinatie in de behandeling van slangenangst. Het inbeeldingsvermogen voor de behandeling was gecorreleerd met vermijding voorafgaand aan de behandeling. Mensen met slangenangst werden willekeurig toegewezen aan cognitieve therapie met ImRs, in vivo exposure, een combinatie van de twee of een ontspanningsoefening als controle interventie. Alle actieve behandelingsgroepen verbeterden significant meer dan de controlegroep in zowel angst als vermijdingsgedrag. Er waren geen significante verschillen tussen de actieve behandelgroepen, hoewel de gecombineerde behandeling iets effectiever was.
Mechanismen van verandering bij ImRs
In deze studie werden mediatoren van de behandeleffecten van ImRs en imaginaire exposure onderzocht (N = 104). Uitkomstmaten werden afgenomen voor en na behandeling. De mediatoren werden tussen behandelsessies gemeten. Hogere ‘mastery’ over de nachtmerrie-inhoud medieerde het effect van ImRs. Imaginaire exposure werd gemedieerd door een verhoogde verdraagzaamheid van de negatieve emoties die nachtmerries oproepen. ImRs en imaginaire exposure lijken bij nachtmerries verschillende onderliggende processen aan te spreken.
Vijfenzestig patiënten werden geïncludeerd in deze RCT. Patiënten met een hoger niveau van schaamte en schuld bij aanvang van de behandeling hadden meer PTSS klachten tijdens de behandeling. Veranderingen in schaamte en schuld voorspelden PTSS-symptomen 3 dagen later. Er waren geen significante verschillen tussen imaginaire exposure alleen en imaginaire exposure met ImRs van sessie tot sessie.
Patiënten (N = 155) met een PTSS door trauma in de kindertijd kregen 12 sessies EMDR of ImRs. De levendigheid, distress en dysfunctionele cognities gerelateerd aan het index trauma en de ernst van de PTSS klachten werd gemeten. EMDR leidde aanvankelijk tot sterkere veranderingen in alle voorspellers, maar alleen voor distress bleef dit zo tot de laatste meting. Er werd geen bewijs gevonden voor levendigheid als voorspellende variabele voor EMDR. Veranderingen in distress en cognities voorspelden echter veranderingen in PTSS-klachten tijdens ImRs.
Experimentele studies naar ImRs
In een driedaagse online trauma-film studie werd in een gezonde steekproef (N = 267) onderzocht of specifieke instructies tijdens ImRs het risico op geheugen vervormingen verhogen. Daarnaast werd onderzocht of de volledigheid van de oorspronkelijke herinnering deze instructie-effecten modereert. Een sensorische focus tijdens ImRs was geassocieerd met een hogere geheugen nauwkeurigheid in een herkenningstaak, onafhankelijk van de kwaliteit van de oorspronkelijke herinnering. Deze resultaten suggereren dat ImRs de herinnering niet schaadt, ook niet wanneer de kwaliteit van de oorspronkelijke herinnering slecht is en wanneer rijke inbeelding specifiek wordt aangemoedigd.
Honderd deelnemers keken naar een aversieve film en werden vervolgens willekeurig toegewezen aan een van de vier experimentele condities: ImRs inclusief de aversieve scènes (Late ImRs), ImRs zonder de aversieve scènes (Vroege ImRs), imaginaire exposure (IE) of een controleconditie (Cont). Deelnemers aan de IE-conditie rapporteerden de hoogste stressniveaus tijdens de interventie; Cont resulteerde in de laagste zelfgerapporteerde stressniveaus. Voor de intrusie frequentie resulteerde alleen de Late ImRs in minder intrusies vergeleken met de Cont conditie; Vroege ImRs produceerde significant meer intrusies dan de Late ImR’s of IE conditie. Tot slot werden de intrusies van de Late ImRs conditie als minder levendig ervaren dan in de andere condities.
Deelnemers (n = 105) werden willekeurig toegewezen aan ofwel een standaard ImRs-conditie, een ImRs-conditie met een toegevoegde positieve component gericht op vreugde (ImRs+), of een non-interventie controleconditie (NIC). Deelnemers keken op dag 1 naar een traumafilm, kregen op dag 2 de interventie en vulden op dag 3 metingen in van positief en negatief affect. Deelnemers registreerden ook intrusies van de trauma-film. Vergeleken met standaard ImRs en NIC, verhoogde ImRs + significant het positieve affect. Deze toename had betrekking op medium en hoog, maar niet op laag arousal positief affect. Er werden geen significante verschillen tussen de groepen gevonden voor negatief affect of intrusies uitkomsten.
Zesenzeventig deelnemers werden willekeurig toegewezen aan een van de drie condities: ImRs, imaginair herbeleven (IRE) en positieve imaginatie (PI). Alle deelnemers keken naar een aversieve film, hadden 30 minuten pauze en kregen vervolgens een 9-minuten durende interventie (IRS, IRE of PI). Ze gaven subjectieve distress aan tijdens de interventie, noteerden gedurende 1 week intrusieve herinneringen aan de film en vulden een week een vragenlijst over posttraumatische cognities en een geheugentest in. De ImRs-groep ontwikkelde minder intrusieve herinneringen dan de IRE- en PI-groepen, en minder negatieve cognities dan de IRE-groep, terwijl geheugen verbeterd was in de ImRs- en IRE-groepen vergeleken met de PI-groep. ImRs- en PI-groepen ervoeren minder distress tijdens de interventie dan de IRE-groep.
In deze studie werd onderzocht of het herschrijven van beelden gericht op een gevreesde sociale situatie deelnemers voorbereidt op het aangaan van deze gevreesde situatie. Zestig gezonde personen werd gevraagd een gedragsexperiment te formuleren om negatieve overtuigingen over een gevreesde sociale situatie te testen. Ze werden ingedeeld in een van twee groepen: ImRs gericht op de gevreesde uitkomst van het gedragsexperiment of geen ImRs (d.w.z. een pauze). Vóór het gedragsexperiment vertoonde de conditie met ImRs, in vergelijking met de controleconditie, een verminderde verwachte waarschijnlijkheid en ernst van de gevreesde uitkomst, een lager angst- en hulpeloosheidsniveau en een grotere bereidheid om het gedragsexperiment uit te voeren.
Gezonde deelnemers keken een trauma-film en werden willekeurig toegewezen aan vier condities: ImRs, geschreven rescripting (WRs), alleen terugdenken aan de film (ImRE), of geen manipulatie (NM). Vervolgens registreerden de deelnemers de intrusie frequentie en het ongemak van intrusies gedurende een week, waarna ze een visuele interferentietaak (VIT) uitvoerden met stilstaande beelden uit een neutrale en de trauma-film om het impliciete emotionele geheugen te activeren. ImRs en WRs resulteerden in minder intrusies dan NM, zonder verschillen tussen beide rescripting condities. Er was geen effect op intrusie distress en de VIT.
Na het bekijken van een aversieve film werden honderd deelnemers willekeurig toegewezen aan actieve ImRs (ImRs-A), passieve ImRs (ImRs-P), imagery rehearsal (IRE), of geen-interventie controle (NIC). Deelnemers werden ofwel geïnstrueerd om de film te herschrijven door zich voor te stellen dat ze ingrepen in het nieuwe script (ImRs-A) of aangemoedigd om zich helpers voor te stellen om in te grijpen in de ingebeelde situatie (ImRs-P). Beide ImRs condities verhoogden gevoelens van ‘mastery’ en leidden tot minder distress dan IRE, waarbij ImRs-P als minder stressvol werd ervaren dan ImRs-A. Alleen ImRs-A leidde tot een sterkere toename in positief affect dan IRE, terwijl de groepen niet verschilden wat betreft negatief affect en mastery. De condities verschilden niet wat betreft het aantal filmgerelateerde intrusies.
Het doel van deze studie (n = 106) was om de effecten van ImRs en extinctie op de verwachting van de US (negatieve gebeurtenis) en de herevaluatie van de US te testen. Op dag 1 vond angst acquisitie plaats met een aversief filmfragment als US. De manipulatie (ImRs + extinctie, extinctie alleen, of ImRs alleen) vond plaats op dag 2. Terugkeer van angst werd getest op dag 3. In beide extinctie condities vond verwachtingsleren plaats, maar niet in de ImRs-only conditie. Er was ook geen veranderde revaluatie in ImRs. De combinatie van ImRs en extinctie vertraagde extinctie maar beschermde niet tegen terugkeer van angst.
Zeventig psychologiestudenten kregen een angst conditionering. Tijdens acquisitie werd de CS+ altijd gevolgd door de US, terwijl CS- nooit werd gevolgd door de US. Voor alle groepen vond de acquisitie plaats in context A. Tijdens extinctie werden zowel CS+ als CS- aangeboden, maar werd er geen US gepresenteerd. Voor drie groepen werd extinctie uitgevoerd in een andere context, context B (ABA-groepen). De vierde groep kreeg extinctie in de acquisitie context (AAA-groep) om aan te tonen dat vernieuwing inderdaad plaatsvond. Tijdens extinctie kregen de deelnemers ofwel een ImRs-instructie (ABAir), een US-ongerelateerde verbeeldingsinstructie (ABAcont), of helemaal geen instructie (ABAno en AAAno). Vervolgens werd er voor alle groepen getest in de acquisitie-context A. Terugkeer van de US-verwachting was minder in de ImRs ABAir groep vergeleken met louter extinctie (ABAno). imRs (ABAir) resulteerde ook in de devaluatie van de valentie van de US.
Deze studie vergeleek het effect van ImRs van vroege autobiografische herinneringen met ImRs van intrusieve beelden en een passieve controle conditie op eetstoornis-gerelateerde kernovertuigingen en symptomen bij individuen met een risico op het ontwikkelen van een eetstoornis. Deelnemers (N = 66, 87,8% vrouwen) in de ImRs-condities kregen een 9-minuten durende ImRs auto-instructie en oefenden de ImRs de volgende 6 dagen dagelijks thuis. Deelnemers in de controle conditie zonder taakcontrole namen 9 minuten pauze. Beide ImRs manipulaties resulteerden in afname van negatieve kernovertuigingen en symptomen vergeleken met de controlegroep. Er waren geen verschillen tussen de twee ImRs-groepen. De meest gebruikte ImRs strategie was zelfcompassie.
Kwalitatieve studies
Tien patiënten en negen therapeuten gaven diepte-interviews over de elementen van verandering in de behandeling die ze hadden gekregen of uitgevoerd. De resultaten werden kwalitatief geanalyseerd. Eén element van verandering werd door op één na alle geïnterviewden genoemd, namelijk de zorg voor het kind door de therapeut wanneer de therapeut de traumatische gebeurtenis opnieuw beschrijft. Op twee na noemden alle geïnterviewden dat het belangrijk was om de dader aan te spreken wanneer de therapeut de gebeurtenis herschrijft. Beide aspecten waren ook belangrijk wanneer patiënten het rescripten zelf deden. Alle patiënten noemden de positieve band die ze hadden met de therapeut en de aanmoediging die ze van hem of haar kregen als belangrijk. Er was slechts matige overeenstemming tussen patiënt en therapeut over het belangrijkste element van verandering, hoewel over het algemeen zowel patiënten als therapeuten hetzelfde element belangrijk vonden.
De studie richtte zich op de eerste imaginatie technieken die worden gebruikt als voorbereiding op ImRs (diagnostische imaginatie en veilige plek imaginatie). Patiënten benadrukten dat er meer aandacht moet worden besteed aan de emotionele impact van imaginatie oefeningen. Ze melden een gebrek aan informatie, communicatie en ondersteuning tijdens de eerste imaginatie oefeningen. Patiënten gaven aan dat de duur van de imaginatie oefeningen onvoorspelbaar is en dat dit gevoelens van onzekerheid en angst creëert.
Aanbevolen klinische producties
Fine Tuning Imagery Rescripting. Remco van der Wijngaart & Chris Hayes
Deze audiovisuele productie bevat 35 scenes van ImRs in verschillende fasen van therapie. Daarnaast kun je uitdagende situaties uit de klinische praktijk en de toepassing van ImRs in enkele specialistische toepassingsgebieden (bijvoorbeeld dwangstoornis) bekijken.
Imaginaire rescripting: Theorie en praktijk. (2020). Remco van der Wijngaart.
Dit boek biedt een uitgebreide praktische beschrijving van ImRs als behandelmethode voor diverse klachten.
Evenementen
Activiteiten
3 & 4 april 2025
5e internationale ImRs congres in Amsterdam, deadline voor abstracts 15 december 2024, klik HIER voor meer informatie
Congressen
Hieronder staat een overzicht van professionele verenigingen die regelmatig nationale of internationale congressen organiseren waarin vaak bijdragen over ImRs zijn. Houd hun nieuws en agenda in de gaten voor actuele informatie.
De VGCT organiseert jaarlijks het najaarscongres.
De VSt organiseert om de twee jaar een nationaal congres.
De EABCT organiseert jaarlijks een Europees congres.
De WCCBT organiseert om de vier jaar een wereldcongres.
De ISST organiseert om het jaar een internationaal congres.